- incliner
- incliner [ẽklienee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 〈+ à〉neigen (tot) ⇒ overhellen (tot)2 〈formeel〉(over)hellen ⇒ buigen, scheef staanII 〈overgankelijk werkwoord〉1 〈hoofd enz.〉buigen ⇒ schuin houden2 〈+ à〉ertoe brengen (om) ⇒ doen neigen (tot)♦voorbeelden:2 incliner qn. à faire qc. • iemand ertoe brengen om iets te doenIII s'incliner 〈wederkerend werkwoord〉1 〈van zaken〉(over)hellen ⇒ buigen, schuin (gaan) staan2 〈van personen〉buigen ⇒ een buiging maken3 〈+ devant〉het hoofd buigen (voor) ⇒ zich neerleggen (bij), zwichten (voor)♦voorbeelden:1 s'incliner en pente • 〈van weg〉afhellen¶ s'incliner devant qn., qc. • 〈figuurlijk〉z'n petje afnemen voor iemand, ietsv1) neigen (tot)2) scheef staan, buigen3) schuin houden, buigen4) ertoe brengen (om)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.